Skip to main content

Vondelingen en babylijkjes in Nederland

19 september 1954, vondeling Mirjam van de Berk, Bussum

De Tijd, 21 september 1954: "Baby te vondeling gelegd"

Zondagmiddag is in de rijwielstalling van de Spiegelkerk aan de 's-Gravelandseweg te Bussum een ongeveer tien uur oude baby gevonden. Een man had kort daarvoor telefonisch het ziekenpaviljoen er van verwittigd, dat er een vondeling op deze plaats was neergelegd. „Kom gauw, want anders gaat het dood", had hij aan zijn mededeling toegevoegd. Het gevonden meisje bleek kerngezond en zag er welverzorgd uit. Er lagen bovendien extra kleertjes en luiers bij de vondeling.

De Waarheid, 21 september 1954: "Vondelingetje (1 dag oud) in Bussum"

BUSSUM, 21 September. — Zondagmorgen is in Bussum een pasgeboren baby bij een rijwielstalling te vondeling gelegd. Terwijl de recherche een onderzoek naar de identiteit van de baby heeft ingesteld zijn reeds verschillende Bussumers bereid gevonden het kind te adopteren. Hoofdzuster Spruit van de Gemeentelijke Barakken te Bussum hoorde van een nerveuze mannenstem door de telefoon, dat er achter de Kerk in een rijwielstalling een vondeling was gevonden. Bij aankomst van de politie op de aangegeven plaats werd wel het 4½ pond wegende meisje gevonden — dat vermoedelijk in de nacht van Zaterdag op Zondag geboren is — maar de man, die de hoofdzuster had opgebeld was spoorloos. Hoofdzuster Spruit heeft de eerste verzorging van het kind op zich genomen. Voorlopig heeft men het vondelingetje Mirjam genoemd.

Nieuwsblad van het Noorden, 22 september 1954: "Kindje te vondeling gelegd - Triest geval te Bussum"

(Van een bijzondere correspondent). Zondagmiddag werd eerst de zuster van de gemeentebarakken te Bussum en even later de politie gewaarschuwd voor een triest geval: in de rijwielbewaarplaats bij de Spieghelkerk aldaar zou een pas geboren baby liggen, waarvoor onmiddellijk hulp werd gevraagd. Het bericht kwam telefonisch van een man, wiens stem tamelijk geagiteerd klonk.

De vrouw waarschuwde de politie en deze trok direct op onderzoek uit. Inderdaad trof men op de aangegeven plaats een pas geboren baby - een meisje - aan. Het kind zag er goed verzorgd uit, droeg schone kleertjes, had een schone luier en huilde niet. Het kindje werd naar een ziekenhuis gebracht, waar het voorlopig ter verzorging is opgenomen. Volgens de dokter zou het ongeveer een halve dag oud zijn geweest, op het moment dat het gevonden werd. Uit de omstandigheden, waarin de baby werd aangetroffen, bleek men te kunnen concluderen dat bij de geboorte deskundige hulp aanwezig is geweest. Vermoedelijk betreft het hier een geval uit Bussum of uit de onmiddellijke omgeving. Men leidt dit althans af uit de plaats, waar het kindje gevonden is en uit de melding bij de geneeskundige barakken. Deze wijzen beide op plaatselijke bekendheid.

De Bussumse politie meent op het spoor te zijn van de moeder van het kind, maar kan uiteraard nog geen namen bekend maken voordat het vermoeden juist blijkt te zijn. De kleine wereldburger, vondeling of niet, moest, in afwachting van het opsporingswerk, toch een naam krijgen omdat de wet dat nu eenmaal voorschrijft. De hoofdzuster van het paviljoen, waar de kleine onderdak heeft gekregen, heeft thans aan de wettelijke verplichting voldaan, het kind bij de burgerlijke stand aangegeven en het een naam gegeven. Het heet Mirjam naar de naam, die voorkomt in het bijbelse verhaal over Mozes in het biezen mandje, en Van de Berk, omdat er vlak bij het paviljoen een mooie partij berken staat.