juli 1965, babylijkje, Epen
Het vrije volk, 14 juli 1965: "Babylijkje in tehuis gevonden"
(Van een onzer verslaggevers)
Bij een verhuizing in het tehuis voor de verpleging van spastische kinderen, de Paulus-stichting in het Zuidlimburgse dorp Epen, heeft men op een kamer op de eerste verdieping een dezer dagen de stoffelijke resten gevonden van een pasgeboren baby. De politie heeft intussen een twintigjarige assistent-verpleegster uit het tehuis aangehouden en voorgeleid aan de officier van Justitie te Maastricht. Het meisje, een in Duitsland ge- Boren Nederlandse, heeft bekend dat Bij de moeder van het kind is. Doordat zij in het tehuis een teruggetrokken en nogal vereenzaamd figuur was sou zij haar zwangerschap steeds geheim hebben kunnen houden en ook in stilte het kind ter wereld hebben gebracht om het direct na de geboorte te doden.
Intussen duurt het onderzoek in deze door de officier van Justitie als zeer trieste affaire' betitelde zaak los voort.
De Telegraaf, 14 juli 1965: "Verpleegster wurgde baby"
Van een onzer verslaggevers
EPEN, woensdag. Bij het opruimen van een zolder van de Paulusstichting, een inrichting voor spastische kinderen,, in het Zuidlimburgse Epen, werd een in verregaande staat van ontbinding verkerend lijkje van een pasgeboren kind gevonden. Het onderzoek van de politie wees, uit, dat. een 21-jarige ongehuwde verpleegster, die aan de inrichting verbonden is, in mei van dit jaar op de zolder het leven had geschonken aan een baby. De verpleegster, die haar zwangerschap verborgen had weten te houden, wurgde het pasgeboren kind en liet het op de zolder achter. Zij is voorgeleid aan de officier van Justitie, mr. J. Corsten, te Maastricht.
Limburgs Dagblad, 20 oktober 1965: "Lichte eis tegen een paria Meisje doodde haar baby in wanhoopsbui"
(Van onze rechtbankverslaggever) MAASTRICHT, 20 okt. — Het was een ellendig hoopje mens, dat gistermorgen voor de rechtbank in Maastricht stond. Assistent-verpleegster Johanna B., 21 jaar geleden uit Nederlandse ouders geboren tussen de puinhopen van Düsseldorf, moest er zich verantwoorden voor moord op haar pasgeboren baby. In mei was die moord aan het licht gekomen, een maand na het dramatisch gebeuren. In de kast op haar vroegere kamer in een tehuis voor kinderen te Epen, werd een kartonnen doos gevonden met het in ondergoed gewikkelde lijkje van de baby, dat in verregaande staat van ontbinding verkeerde. Huilend reconstrueerde het diepbedroefde meisje met de begripvolle president van de rechtbank mr. H. Disch deze diep-tragische zaak".
TIJDENS DEZE reconstructie werd duidelijk, dat het meisje sinds haar vroegste jeugd verstoken was geweest van elke vorm van huiselijke geborgenheid en gezinsgeluk. Tot haar twaalfde jaar was ze, na het verlies van haar ouders, bij haar grootouders, waarna haar tochten begonnen naar tehuizen, gestichten en pleeggezinnen, waar ze werd uitgebuit. Het werd een meisje, dat weinig waarde aan het leven kon hechten, omdat haar eigen leven niet eens werd geteld. Een meisje aan de zelfkant van de maatschappij, verstoken van iedere glimp van kans op een normaal leven.
TOEN ZIJ met haar twintigste jaar terechtkwam in de Epense inrichting, waar zij als assistent verpleegster te werk werd gesteld, leerde zij een jonge man kennen. Met heel de overgave van haar miskende liefde ging zij zich hechten aan deze jongeman, die deze kans waarnam en haar bedroog. In het Epense tehuis leerde zij een andere jongeman kennen, die haar het vorig bedrog deed vergeten. Desondanks kwam voor haar het besef dat haar verwachte kindje de voornaamste reden zou gaan worden waardoor rij ook deze jongeman wellicht zou verliezen. Als ongehuwde moeder zou haar huidige „geborgenheid" wellicht ook nog verloren gaan.
Radeloos
IN WEKEN en weken, waarin de angst en de wanhoop haar tot vertwijfeling en radeloosheid brachten over 't noodlot dat haar blijkbaar heel haar leven achtervolgde en haar als paria van deze maatschappij bestempelde, doemde het idee op zich van het verwachte leven te ontdoen. DOOD-EENZAAM en verlaten op haar onverlichte kamertje, zonder ook maar de geringste hulp, bracht zij haar kindje in het donker ter wereld en in de hevige wanhoop verstikte zij het onmiddellijk na de geboorte. Het lijkje borg zij, in ondergoed gewikkeld, in 'n kartonnen doos in haar kast en nog de volgende ochtend ging zij weer aan haar werk.
Toen de dokter van het tehuis haar bezocht omdat men in de nacht geluiden had gehoord, waaruit werd geconcludeerd dat het meisje ziek was verklaarde zij „dat het allemaal weer over was". Een maand later werd zij overgeplaatst naar Hoogcruts, waar ze werd gearresteerd.
Triest
DE OFFICIER van Justitie, Mr. W. Schenkenberg van Mierop, doorgaans een nuchter en zakelijk openbaar aanklager, ging in zijn requisitoir — waarin hij de grote ernst van deze kindermoord nadrukkelijk onderstreepte — zover dat hij duidelijk liet blijken, dat dit meisje nooit enige waarde aan haar eigen leven had kunnen hechten en volgens de rapporten slechts gedeeltelijk aansprakelijk kon worden gesteld voor het feit. Zij kon in haar geestestoestand niet als een normaal reagerend mens worden beschouwd, temeer omdat zij maar weinig contact met de buitenwereld had gehad in de voorafgaande trieste jaren.
ZIJN EIS was geheel in overeenstemming met deze tendens: hij vroeg een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met 'n proeftijd van 3 jaar en een kans op een normaal leven met hulp van reclassering en psychiatrisch toezicht.
Brok ellende
VERDEDIGER Mr. Stroom uit Maastricht sloot zich gaarne geheel bij de woorden van de Officier aan, na nog eens de verschrikkelijke jeugdjaren en het brok levensellende van het meisje tot haar 21ste jaar te hebben geschilderd. Hij hoopte, dat zij na dit ernstig misdrijf toch nog een kans op een normaal leven zou kunnen krijgen door middel van een goede begeleiding van een begripvol pleeggezin. Die begeleiding was er al eerder geweest maar was totaal mislukt gebleken, zo meende hij.
DIEP VOOROVERGEBOGEN en huilend verliet Johanna de bijna lege rechtzaal, waar de ernst van deze zaak nog enige tijd bleef hangen in de stilte. Als 'n laatste glimp door de hoge deuren naar het Huis van Bewaring — tot 2 november a.s. — blonk 't hoopvol groen van haar shawl. Twee schoenhakjes klikten traag en zwaar over de tegels, een voor haarzelf ongetwijfeld getekend leven tegemoet.