18 februari 1978, vondeling Dick IJsbrand van de Wetering, Wateringen
De Telegraaf, 20 februari 1978: "Baby zat in vuilniszak - Vondeling op ijs gevonden"
Van onze Rotterdamse redactie. WATERINGEN, maandag. In een ijzige vrieskou heeft een nog onbekende moeder in de nacht van vrijdag op zaterdag haar pasgeboren baby, verpakt in een dunne plastic vuilniszak, op het ijs achter een oude vuilnisbelt in het Zuidhollandse Wateringen gedeponeerd. Zaterdagmorgen werd de zuigeling — een jongetje van negen pond — door vier schaatsende jongens gevonden. Toen zij de plastic vuilniszak uit nieuwsgierigheid openden zagen de jongens tot hun verbazing een baby, die ondanks de temperatuur van enkele graden beneden nul nog leefde. De vier jongens waarschuwden enkele passerende mensen, die de baby naar een in de nabijheid liggende boerderij brachten. Daar maakte de boerin direct een warm badje voor de vondeling klaar.
De inmiddels gewaarschuwde Rijkspolitie alarmeerde een huisarts, die bij de baby de nog aanwezige navelstreng afbond. Daarna werd de zuigeling per politiewagen overgebracht naar het Hippolitusziekenhuis in Delft. Omdat de baby nog een behoorlijke ondertemperatuur had en er ook wat moeilijkheden met de ademhaling waren paste de arts op weg naar het ziekenhuis Delft regelmatig mond op mond beademing toe. Volgens de Rijkspolitie, die in het Westland en omgeving naar de nog onbekende moeder speurt, was de toestand van de baby gisteren al flink vooruit gegaan. Ook in het Delftse ziekenhuis is men van mening dat de baby, ondanks de geleden ontberingen, erg goede levenskansen heeft.
Met de aangifte bij de burgerlijke stand zal de Rijkspolitie voorlopig nog wachten tot woensdag. Wanneer de wettige moeder, die vermoedelijk uit wanhoop heeft gehandeld, dan nog niet is gevonden beslist de officier van justitie welke naam het jongetje zal krijgen. Meestal krijgt een vondeling een voor- en achternaam die enig verband hebben met de plaats en de omstandigheden waaronder hij is gevonden.
Het Vrije Volk, 21 februari 1978: "Velen willen Joep adopteren"
DEN HAAG — Veel mensen hebben zich gisteren bij de Wateringse politie en bij de kinderbescherming in Den Haag gemeld met het verzoek om Joep, de vondeling die zaterdag op het ijs in Wateringen werd gevonden, te mogen adopteren. Bij de rijkspolitie alleen al kwamen zeventien verzoeken binnen.
De baby maakt het goed. In het Sint Hippolytusziekenhuis in Delft heeft het inmiddels de couveuse mogen verlaten. Volgens een woordvoerder van het ziekenhuis is het kind helemaal gezond.
Er is nog steeds geen spoor van de moeder van het kind gevonden. De Wateringse politie is nog bezig met een buurtonderzoek. De hoop is nog steeds gevestigd op het met de hand geborduurde lakentje,; dat bij de baby in de vuilniszak werd gevonden. Donderdag wordt in Wateringen aangifte gedaan van de geboorte van het kind. Als de moeder dan nog niet gevonden is, zal de officier van Justitie in Den Haag het kind een naam geven. Het zal dan mogelijk Joep van Wateringen gaan heten, omdat vondelingen vaak een naam krijgen die verband houdt met de plaats, waar het is gevonden. Het kind zal dan door de officier van Justitie onder de hoede van de Haagse Raad voor de Kinderbescherming worden gesteld. Die Raad brengt het kind, als het uit het ziekenhuis komt, tijdelijk onder in een pleeggezin of kindertehuis. Is de moeder na lange speuracties nog steeds niet gevonden, dan wordt het kind via de voogdijvereniging bij pleegouders ondergebracht.
De Telegraaf, 21 februari 1978: "IJsbaby maakt het goed"
Door Anne Geelof. WATERINGEN, dinsdag
Het gaat goed met het pasgeboren jongetje, dat zaterdagmorgen in een ijzige vrieskou, verpakt in een dunne plastic vuilniszak, door vier jongens werd gevonden op het ijs bij de Dorpskade in Wateringen. De zuigeling, die door de verpleegkundigen van de kinderafdeling van het Delftse St Hippolytus-ziekenhuis voorlopig Joep is gedoopt, blijkt een gezonde baby die de ontberingen uitstekend heeft doorstaan. Gisteren werd Joep op de kinderafdeling van het Delftse ziekenhuis opgezocht door Nel Vreugdenhil-van Hees en haar zuster, Ada van Trigt-van Hees. De beide dames hadden zaterdagmorgen de baby, nadat deze naar de boerderij van de familie Vreugdenhil in Wateringen was gebracht, gewassen en in een warm badje weer op temperatuur gebracht. „Het is fijn om nu te zien dat het goed met het kereltje gaat. Echt, het is een verademing voor ons", zegt Nel Vreugdenhil.
Joep is gisteren in het Delftse ziekenhuis overgegaan op de normale zuigelingenvoeding. In eerste instantie moest de baby in een couveuse verblijven en werd hem speciale voeding toegediend. Als gevolg van de kou was Joep, die bij de geboorte negen pond woog, twee pond afgevallen. Maar nu blijkt dat zijn conditie weer uitstekend is. De moeder van de baby heeft zich nog steeds niet gemeld. De politie in Wateringen en omgeving is een uitvoerig onderzoek begonnen. Adjudant W. A. J. Jansen van de Wateringse rijkspolitie: „Wij zijn gisteren met een uitgebreid buurtonderzoek gestart. We hebben de indruk dat we overigens in een beperkte kring moeten zoeken naar de moeder". De politie is er bijna zeker van dat er sprake is van een wanhoopsdaad en wijst er op dat in dit geval feitelijk niet kan worden gesproken van „te vondeling leggen". Het kind werd immers op een afgelegen plaats gedeponeerd, vlak bij een oude vuilnisbelt en verpakt in een vuilniszak. Wèl werd er in de wijde omgeving geschaatst.
Het Vrije Volk, 22 februari 1978: "Joep heet nu Dick IJsbrand"
(Van een onzer verslaggevers). WATERINGEN - Burgemeester F. K. Langemeijer van Wateringen heeft vandaag officieel aangifte gedaan van de geboorte van het jongetje, dat zaterdag in een vuilniszak werd gevonden. Het kind heeft de, door de Haagse officier van Justitie mr. De Wit bedachte, naam Dick IJsbrand van de Wetering gekregen.
Zijn eerste naam heeft het vondelingetje, dat in het Delftse Sint Hippolytusziekenhuis door het verplegend personeel Joep werd genoemd, te danken aan één van de vier jongens die hem op het ijs vonden, Dick v.d. Salm. IJsbrand is afgeleid van de barre weersomstandigheden en Wetering slaat zowel op de sloot waar het kind was neergelegd als op de plaatsnaam Wateringen.
[fotobijschrift] De vier Haagse jongens, die de vondeling zaterdagmorgen ontdekten, hebben gisteren hun „beschermeling" in het ziekenhuis opgezocht. V.l.n.r. George Frauwenfelder, Alex Melet, Ferry Frauwenfelder en Dick v.d Salm.
Nieuwsblad van het Noorden, 23 februari 1978: "Vondeling krijgt als naam Dick IJsbrand"
Dick IJsbrand van de Wetering - deze naam heeft het jongetje gekregen dat zaterdag op het ijs bij het Zuidhollandse dorp Wateringen te vondeling is gelegd. De burgemeester van Wateringen, drs F.K. Langemeijer, heeft gistermiddag de geboorte van het jongetje aangegeven bij de burgerlijke stand in zijn gemeente.Nog altijd staat niet vast wie de ouders zijn.
De officier van Justitie in Den Haag, mr. J. de Wit, heeft de naam bedacht. De voornaam slaat op de jongen die het kind als eerste ontdekte, Dick van de Salm. IJsbrand heeft betrekking op het ijs waarop de baby gevonden werd en de achternaam Van de Wetering kan zowel duiden op het water de Wetering als op de gemeente Wateringen.
De in totaal zeven tips die bij de politie tot nu toe zijn binnegekomen, hebben niets opgeleverd. Dat zelfde kan gezegd worden van een buurtonderzoek. Zeventien mensen hebben zich al gemeld om het kind te adopteren.
De Telegraaf, 24 februari 1978: "Velen willen vondeling adopteren"
Van onze Rotterdamse redactie WATERINGEN, vrijdag Bij Raad van de Kinderbescherming in Den Haag heeft zich een groot aantal mensen gemeld, die de afgelopen zaterdagmorgen gevonden baby Dick IJsbrand van de Wetering willen adopteren. Het jongetje werd in een plastic vuilniszak op het ijs gevonden door vier jongens uit het Zuidhollandse Wateringen. De Raad van Kinderbescherming vindt echter dat de baby niet door een echt paar uit de buurt van Wateringen kan worden geadopteerd. Vooral uit deze omgeving zijn veel aanvragen gekomen om Dick IJsbrand te mogen opnemen.
De Raad voelt er echter meer voor om de baby na enige tijd ergens in het land bij een gezin onder te brengen om zo een risico van een mogelijke confrontatie tussen het jongetje en zijn moeder, die overigens nog steeds niet door de politie is achterhaald, te vermijden. Pas nadat de gezondheidstoestand van de baby helemaal optimaal is en is gebleken dat het jongetje geen letsel heeft opgelopen door de hevige kou van afgelopen zaterdag zal een voogdij-instelling worden ingeschakeld. Daarna pas zal een echtpaar worden gezocht. Wanneer deze procedure eenmaal is afgesloten en de baby bij een echtpaar is ondergebracht zal het voor de natuurlijke vader en moeder niet eenvoudig zijn om dan alsnog hun kind terug te krijgen. Daarvoor moet dan een moeilijke procedure op gang worden gezet.
Het Vrije Volk, 26 april 1978: "Ouders vondeling nog spoorloos"
WATERINGEN - Al maandenlang zoekt men naar de ouders van de vondeling Dick IJsbrand van der Wetering, die op 18 februari in een plastic vuilniszak op het ijs in Wateringen werd gevonden. Alleen een geborduurd lakentje zou een aanknopingspunt kunnen vormen.
Toen de politie op 18 april een man aanhield, die men ervan verdacht onzedelijke handelingen te hebben gepleegd met zijn dochter, meende men tevens de vader en moeder van de vondeling te hebben gevonden. De Haagse officier van Justitie mr. J. R. Bouwer, wilde echter eerst de uitslag van het bloedgroepenonderzoek afwachten voor hij zijn conclusies trok. De bloedgroep van de gearresteerde man noch die van zijn minderjarige dochter komen overeen met die van de inmiddels drie maanden oude Dick IJsbrand van der Wetering. De politiewoordvoerder in Wateringen zei: „Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is het uitgesloten dat de man die wij aangehouden hebben, of zijn dochter ook maar iets met de vondeling te maken hebben. Voor zover wij weten heeft die dochter ook nooit een baby gekregen."
Nieuwsblad van het Noorden, 26 april 1978: "Verdacht van zedenmisdrijven - Mogelijke vader van vondeling in arrest"
De politie van Wateringen onderzoekt of de vrijdag aangehouden man J. M. V. uit die plaats de vader zou kunnen zijn van de op 18 februari van dit jaar te vondeling gelegde Dick IJsbrand van der Wetering. De man werd vorige week aangehouden op verdenking van zedenmisdrijven, zit nu in voorarrest. De 50-jarige man heeft inmiddels over de zedenmisdrijven een bekentenis afgelegd. De man zou ontucht hebben gepleegd met enkele van zijn dochters.
De Haagse officier van Justitie mr. J. R. Brouwer wil over deze zaak geen verdere inlichtingen geven. „Het staat voor mij vast dat hij ontucht heeft gepleegd. Verder moeten bloedmonsters uitmaken of de man de vader zou kunnen zijn van het vondelingetje".
Dick IJsbrand werd op 18 februari gevonden op een bevroren sloot. Hij lag in een plastic vuilniszak, vlak achter een vuilnisbelt. Een aantal jongens, dat aan het schaatsen was, kwam toevallig langs en redde het leven van de ruim negen pond wegende vondeling. Het kind werd naar een in de buurt gelegen boerderij gebracht, waar het werd warmgewreven.
De Telegraaf, 8 december 1979: "Hulpverleners timmeren niet genoeg aan de weg"
[...] Slechts verpakt in een plastic zak werd in 1978 een jongetje door schaatsende jongens achter een vuilnisbelt in Watering, Zuid-Holland, gevonden. Ondanks het feit dat de temperatuur enkele graden onder nul was, leefde de baby nog. De verpleegsters uit het ziekenhuis waar hij naar toe gebracht werd, noemde hem Joep, maar later kreeg de vondeling de naam Dick IJsbrand van de Wetering.
Het Vrije Volk, 25 februari 1983: "Een vondelingetje, dat vergeet je nooit. Nog steeds denk je: hoe zou het nu met IJsbrand zijn?"
De telefoon bij de plaatselijke politie en de Raad voor de Kinderbescherming stond roodgloeiend. Honderden mensen wilden zich ontfermen over het Bredase Vondelingetje, Mart Stephanus Willem van Boeimeer, vorige week zaterdag gevonden in de hal van een flatgebouw vlakbij de rijksweg Antwerpen-Breda-Rotterdam. De moeder is nog steeds niet gevonden. Maar het gaat hem nu goed, binnenkort heeft hij een thuis, bij pleegouders. Velen trokken zich het lot aan van deze vondeling. Mensen die zelf ooit wel eens met een vondelingetje werden geconfronteerd, kunnen zich dat erg goed voorstellen. Ze willen in veel gevallen erg graag weten hoe het kind het nu maakt. Anderen zeggen weer: dat je er niets meer van hoort, is misschien beter voor het kind. Maar, zonder dat een team van psychiaters nu onmiddellijk hoeft klaar te staan, vergeten doe je het nooit dat je ooit een kindje vond.
NAALDWIJK/ROTTERDAM — „Zijn verjaardag herinner ik me nog steeds. Vorige week vrijdag was het precies vijf jaar geleden dat we hem vonden. Ja, dat vergeet je niet... en als je dan over Breda hoort, over dat vondelingtje, nou, dan gaat er weer erg veel door je heen." " Duidelijk ontroerd denkt mevrouw Ada van Trigt-van Hees uit Naaldwijk terug aan de tijd waarin ze, samen met haar zuster Nel, de zorg had over een beroemde vondeling. IJsbrand van de Wetering, gevonden in een vuilniszak op het ijs in Wateringen, door vier schaatsende jongens. Het was een zaterdagochtend in februari 1978. De schaatsende jongens leverden het kindje af op de Jacobushoeve in Wateringen, bij Ada en Nel die meteen aan de slag gingen. Ze dompelden het kind afwisselend in warm en koud water. Een gewaarschuwde arts knipte de navelstreng door en verwijderde de moederkoek. De kranten stonden vol over IJsbrand.
Kort daarop moesten ze het kind afstaan, 'n Moeilijke zaak, omdat er toch al een band was ontstaan. IJsbrand ging naar het Delftse Hippolytusziekenhuis en vervolgens kreeg hij een tehuis. Nog altijd peinzen Ada en Nel: hoe zou het met hem zijn, bij Ada staat IJsbrands naam nog steeds op de verjaarskalender. Ada van Trigt: „Tja, de politie zei toen dat het verstandiger was, dat we geen contact meer met het kind zouden hebben. En dat is het misschien ook wel. Maar ik denk toch: eens gaat dat kind vragen stellen — én dan moeten ze het hem vertellen." „Wie weet is het goed dat hij van niets weet. Maar toch kan ik hem niet uit mijn gedachten bannen. Je leeft met zo'n kind mee, ik heb zelf een dochtertje, dat een jaar ouder is dan hij. Allemaal gedachten, nog steeds. Al was het maar een fotootje dat ik van hem had."
Ook een band met een vondelingetje maar een iets minder emotionele, heeft de Haagse dierenpensionhouder J. Oosterveer. Hij kreeg in juli '81 in zijn pension een pasgeboren kindje binnen. Het werd afgeleverd door een ruiter die in de duinen van Wassenaar gehuil gehoord had en even daarna een baby vond die hoogstens vijf uur oud was. Het kindje kreeg later de namen Reinier Maarten van Groenendaal. Reinier naar de ruiter die het vond. Maarten naar de waarnemend korpschef van de Wassenaarse politie en Van Groenendaal naar het laantje waar het kind, vlakbij, werd gevonden. „Natuurlijk denk je er nu weer aan," aldus Oosterveer. „Maar al zou je alle instanties die je kan verzinnen afbellen.' je komt er toch niet achter waar het kind is. Twee jaar wordt hij nou, je houdt het wel bij ja — maar ik denk dat het niet goed is om het kind met te veel sentimenten te belasten. Wel heb ik nog wel eens contact met degene, die het kind toen heeft gevonden."
„Ik heb er ook aan gedacht, toen ik dat van dat kindje in Breda hoorde." Aan het woord nu de heer H. van den Berge, administrateur bij de gemeentepolitie van Weert. Hij was in oktober 1972 betrokken bij de vondst van een jongetje dat later de namen kreeg: Vincent van Moesdijk.' Vincent naar, want Limburg über alles, de roomskatholieke heilige voor zwervende kinderen St. Vincent. En Van Moesdijk naar de oude naam van de weg waar het kind te vondeling was gelegd. „Dat knaapje was gelegd," aldus Van den Berge, „op de stoep van een kloostergemeenschap, nou ja, van een aantal geestelijken die toen bij elkaar in een huis woonden — dat kwam toen toch net zo in de mode in die tijd. Gedacht is toen zeker: dan komt het wel goed terecht. Het is gevonden, nog geen 24 uur oud." Het lag op een kussen, toegedekt met een blauw dralon jasje en het was voorzien van een paar luiers. „Het kind is naderhand bij een pleeggezin geplaatst, onder grote geheimhouding en dat is misschien maar goed ook. Eraan terugdenken, ja, natuurlijk doe je dat. Zoiets komt toch maar eens in een mensenleven voor. Ik zit nu veertig jaar bij de politie hier — en dat is de enige keer dat ik het heb meegemaakt."
„Inderdaad komt zo'n kindje bij een pleeggezin terecht — bij een gezin dat op de lijst staat bij de Raad voor de Kinderbescherming, onder geheimhouding, zoals de normale procedure is, dat wil zeggen als de moeder zich niet meldt." De heer R. Schultz is woordvoerder van het FIOM, de federatie van organisaties die zich bezighouden met hulpverlening bij zwangerschap en alleenstaand ouderschap. „En de moeder meldt zich niet in de meeste gevallen van het te vondeling leggen van kinderen. De psychische nood van zon vrouw moet groot zijn, anders doe je zoiets niet." „Wat wij dus heel vervelend vinden, bijvoorbeeld ook weer in dat geval in Breda is dat er vijftien rechercheurs op uit zijn gestuurd om de moeder te vinden. 'Je moet geen politiemensen met honden afsturen op iemand die in psychische nood verkeert. We hebben er al jaren voor geijverd — en in maart 1980 is het ook in de vaste kamercommissie van de Tweede Kamer geweest — dat het te vondeling leggen uit het wetboek van strafrecht wordt geschrapt.
Na '80 is er echter geen aandacht meer aan besteed op politiek niveau. Kennelijk zitten er voor de minister te veel haken en ogen aan. Iedereen kijkt natuurlijk naar dat lieve baby'tje dat in de steek is gelaten. Maar wie kijkt naar de vrouw, die in opperste nood tot het te vondeling leggen komt? Denk je, dat bij alle medische complicaties voor zo'n vrouw ook niet de angst voor strafvervolging een rol speelt? Wij pleiten al jarenlang voor een adres waar je in anonimiteit een kind kunt brengen. Dat lijkt ons beter dan een jacht met politiehonden. Maar ik moet zeggen, gezien het recente geval in Breda, we gaan in Den Haag heropening van de behandeling van het betreffende wetsontwerp vragen. En, echt, ik heb goede hoop dat het deze keer wél lukt."