1946, vondeling meisje, Rotterdam
Het Vrije Volk, 2 december 1948: "Moederplichten verwaarloosd"
Tegen een 30-jarige dienstbode uit Hilversum, die beschuldigd werd van het te vondeling leggen van haar kind, eiste de officier van Justitie te Rotterdam een gevangenisstraf van twee maanden. De vrouw had omstreeks het jaar 1945 omgang gehad met een Rotterdamse jongeman, uit welke verhouding een dochtertje werd geboren. Zij was radeloos. Haar familie verstootte haar en enige nachten moest zij met haar kind in de open lucht doorbrengen. Zij is toen naar de ouders van de jongeman gegaan. Daar aangekomen gaf zij het kind aan zijn moeder en met de woorden: „Ik ga even een boodschap doen", snelde zij weg. Het duurde 2½ jaar voordat haar verblijfplaats kon worden opgespoord. De president van de rechtbank wees op de morele verplichting van een moeder om voor haar kind te zorgen. „Het kind was toch van u zelf en u heeft gedurende 2½ jaar niet de geringste belangstelling voor het meisje getoond. U hebt uw plichten schromelijk verwaarloosd. Dit is geen middel om je van je kind te ontdoen".