25 juli 1950, vondeling, Dordrecht
De Gooi- en Eemlander, 30 september 1950: "Ouders lieten hun kind achter om een woning te krijgen"
Voor de Dordtse politierechter hebben terecht gestaan een vader en een moeder — het echtpaar K-van L., die hun kind van 3 maanden opzettelijk in hulpeloze toestand hadden achtergelaten in het huisvestingsbureau van Dordrecht. Het echtpaar wilde een andere woning toegewezen krijgen en hadden op deze wijze getracht dit te bereiken. De eis tegen de vader was ƒ 50 boete subs. 25 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar. Tegen de moeder werd geëist ƒ 25 sub. 10 dagen. De uitspraak was resp. 1 week voorwaardelijke gevangenisstraf met 2 jaar proeftijd en een geldboete van ƒ 20 subs. 10 dagen en ƒ 15 boete subs. 5 dagen.
Nieuwsblad van Friesland/Hepkema's courant, 2 oktober 1950: "Ouders lieten hun kind achter"
Voor de Dordtse politierechter hebben terecht gestaan een vader en een moeder, die hun kind van 3 maanden opzettelijk in hulpeloze toestand hadden achtergelaten in het huisvestingsbureau van Dordrecht. Het echtpaar wilde een andere woning toegewezen krijgen en hadden op deze wijze getracht dit te bereiken. De uitspraak was resp. 1 week voorwaardelijke gevangenisstraf met 2 jaar proeftijd en een geldboete van f 20 subs. 10 dagen en f 15 boete subs. 5 dagen.
De Waarheid, 8 februari 1951: "Wanhopige vader legde baby in loket van Huisvestingsbureau - Aanklacht tegen woningpolitiek"
Op 25 Juli 1950 werd de vader van een vier maanden oud kind aan een loket van het Huisvestingsbureau te Dordrecht medegedeeld, dat hij niet voor een woning in aanmerking kwam, omdat hij een onderkomen had. De vader, B. K., zeide echter, dat hij niets aan dat onderkomen had, omdat zijn vrouw en kind daar niet werden toegelaten. De ambtenaar had hem gezegd,, dat hij dan maar moest gaan, naar waar hij vandaan kwam. Dit onderkomen was echter zo slecht, dat een dokter had verklaard, dat het kind daar dood zou gaan. De vader had toen de baby in het loket van het Huisvestingsbureau gelegd en was weggegaan. Het kind heeft daar nog geen uur gelegen en is toen in een ziekenhuis opgenomen. De rechtbank te Dordrecht had de vader tot een week gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en ƒ 20.— boet subs. tien dagen hechtenis veroordeeld, wegens „het opzettelijk iemand in hulpeloze toestand brengen, tot wiens onderhoud en verzorging de betrokkene krachtens de wet verplicht is".
Tegen dit vonnis was K. in hoger beroep gegaan en gisteren werd deze zaak voor het Haagse gerechtshof behandeld. De procureur-generaal noemde de houding van de vader querulantisme en vroeg verhoging van de geldboete tot ƒ 40.— subs. twintig dagen hechtenis. De verdediger zei, dat K. geen querulant, maar een diep wanhopige vader is, die wegens de toestand waarin hij verkeerde, niet strafbaar is. Aan K. was een woonvergunning verleend voor één persoon, zodat door een ambtelijke maatregel man en vrouw gescheiden werden. Bovendien had men het kind niet in een hulpeloze toestand gebracht door het op het Huisvestingsbureau te laten. Z.i. gaat vaderplicht hier boven rechtsplicht, want het was onverantwoordelijk het kind weer in de zwijnenstal te brengen, waar het volgens medische verklaring ten dode was opgeschreven. Pleiter vroeg vrijspraak, subs. ontslag van rechtsvervolging. Het gerechtshof zal op 21 Februari arrest wijzen.
Nieuwsblad van Friesland/Hepkema's courant, 9 februari 1951: "Vader liet kind op huisvestingsbureau achter"
In Juni van het vorige jaar had de sigarenmaker B. K. te Dordrecht zijn kind van vier maanden in een loket van het huisvestingsbureau neergelegd, waarna hij was weggegaan. De Dordtse rechtbank veroordeelde hem tot een week gevangenisstraf voorwaardelijk, omdat hij het kind, dat hij op grond van de wet moest onderhouden en verzorgen, in hulpeloze toestand had achter gelaten. Tegen dit vonnis was K. bij het Haagse Hof in beroep gegaan. De achtergrond van deze zaak was de woningnood. Zelf had de sigarenmaker een onderkomen, maar dat was niet geschikt voor een gezin. Hij had ook slechts vergunning voor zichzelf, zodat hij daardoor gescheiden van zijn echtgenote en kinderen moest leven. Een gemeente-ambtenaar had desgevraagd gezegd, dat hij niet voor een woning in aanmerking kwam. De procureur-generaal oordeelde, dat verdachte was opgetreden op een wijze, die op niets leek. Hij vroeg bevestiging van het vonnis.
De vrije pers, 14 februari 1951: "Vader legde kind voor loket"
DORDRECHT, 13 Febr. (ANP) - Wegens het opzettelijk in hulpeloze toestand brengen van "iemand tot wiens onderhoud hij was verplicht", is voor het Haagse Gerechtshof een week voorwaardelijke gevangenisstraf en een boete van 40 gulden geëst tegen de Dordtse sigarenmaker B.K. Deze heeft in Juli van het vorige jaar zijn vier maanden oude kind achtergelaten voor een loket van het huisvestingsbureau te Dordrecht omdat hem geen woning werd toegewezen.
De sigarenmaker is in Juli naar het huisvestingsbureau gegaan om een woning te vragen. De ambtenaar deelde echter mee, dat hiervan geen sprake kon zijn omdat K. reeds onder dak was. Maar deze betoogde, dat hij aan dit onderkomen niets had omdat zijn vrouw en kind niet in het huis werden toegelaten. Uit represaille tegen deze weigering liet K. daarop zijn kind achter.
De Tijd, 21 februari 1951: "Kind gedeponeerd bij huisvestingsbureau - In hoger beroep boete opgelegd"
De rechtbank te Dordrecht had de sigarenmaker B. K. veroordeeld tot een week gevangenisstraf voorwaardelijk met proeftijd van twee jaren en f 20,— boete subsidiair tien dagen hechtenis, wegens het opzettelijk in hulpeloze toestand brnegen van iemand, tot wiens onderhoud en verzorging de betrokkenen krachtens de wet verplicht is. De man had zijn kind van vier maanden neergelegd in het loket van het Huisvestingsbureau te Dordrecht, waar hem was meegedeeld, dat hij niet voor toewijzing van een woning in aanmerking kwam. Bij de behandeling van deze zaak in hoger beroep voor het gerechtshof te 's-Gravenhage, had de procureur-generaal bevestiging van het vonnis gevraagd, met verhoging van de boete tot f 40, subs. twintig dagen hechtenis.
Het gerechtshof heeft thans arrest gewezen en B. K. veroordeeld tot twintig gulden boete subsidiair tien dagen hechtenis.
De Heerenveensche koerier, 22 februari 1951: "Kind te vondeling gelegd"
De rechtbank te Dordrecht heeft de sigarenmaker B. K. veroordeeld tot een week gevangenisstraf voorwaardelijk met 2 jaar proeftijd en ƒ 20,— boete, wegens het in hulpeloze toestand achterlaten van een kind. K. had zijn kind van vier maanden neergelegd in het loket van het Huisvestingsbureau te Dordrecht, waar hem was meegedeeld, dat hij niet voor toewijzing van een woning in aanmerking kwam. K. ging in hoger beroep. 14 dagen geleden eiste de proc.-gen. ƒ 40,— boete en gisteren veroordeelde het Haagse gerechtshof K. tot ƒ 20,— boete.