13 juli 1957, vondeling Frits Frerik Greefkes, Amsterdam
Leeuwarder Courant, 15 juli 1957: "Baby te vondeling gelegd"
De Tijd, 15 juli 1957: "Eén uur oude vondeling"
Nieuwsblad van het Noorden, 15 juli 1957: "Pasgeboren baby te vondeling gelegd"
In de berm van de Cornelis Lelylaan in Slotervaart te Amsterdam trof een voorbijganger zaterdagmiddag om half vijf een in doeken gewikkelde baby aan, die daar te vondeling was gelegd. Het jongetje, dat naar schatting slechts één uur oud was, is door de politie overgebracht naar het Wilhelmina Gasthuis.
Friese Koerier, 15 juli 1957: "Een uur oude baby te vondeling gelegd"
In de berm van de Cornelis Lelylaan in Slotervaart te Amsterdam trof een voorbijganger vanmiddag om half vijf een in doeken gewikkelde baby aan, die daar te vondeling was gelegd. Het jongetje, dat naar schatting slechts één uur oud was, is door de politie overgebracht naar het Wilhelmina Gasthuis.
Het Vrije Volk, 15 juli 1957: "Vondeling van één uur oud"
(Van een onzer verslaggevers) In een greppel langs de berm aan de Cornelis Lelymanlaan te Amsterdam heeft een 17-jarige jongen zaterdagmiddag omstreeks half vijf een in kranten doeken gewikkeld jongetje gevonden, dat kort tevoren geboren moest zijn. Een radiowagen van de politie bracht het kind naar het Wilhelmina Gasthuis, waar een arts verklaarde, dat het naar schatting slechts een uur oud was. De baby is in het ziekenhuis opgenomen.
NRC Next, 20 december 2007: "Dubbeldik, dubbeldik en dubbeldikker"
Door Lineke Nieber
20 december 2007
Lekker kerstig, moet HP/De Tijd (4,59) hebben gedacht: een fotoserie vondelingen. In dit ‘dubbeldikke winternummer’ staan portretten van mensen die zijn gevonden „in een schuur, een greppel, bij de kerk of in een vondelingenluik”. Vier sobere portretten, waarvan Erik Greefkes – beige Umbro-trui, de mondhoeken omlaag, hoofd licht gebogen – wel de treurigste is. „Voluit heet hij Frits Frerik Greefkes, naar de zeventienjarige jongen die hem vond in een greppel bij de Cornelis Lelylaan in Amsterdam, met de navelstreng nog om zijn nek.”
Geheugen van West, datum onbekend: "Een onmogelijke wens" - deel 1, deel 2 en deel 3
Verhaal: Anton Greefkes
Het was een paar dagen voor mijn tiende verjaardag , toen mijn moeder mij vroeg wat ik voor mijn verjaardag wilde hebben. "Ik wil een broertje, mamma", antwoordde ik vlot! Hoe naïef was ik toen nog dat ik eigenlijk geen idee had wat aan de vervulling van zo'n wens vooraf gaat?
Nu was mijn moeder beter op de hoogte van wat daar voor nodig was en wees mij fijntjes op het feit dat mijn wens moeilijk te vervullen was. Dus deed ik er verstandig aan mijn wens zodanig aan te passen dat het voor mijn moeder fysiek niet mogelijk was deze te vervullen. Maar hoe vreemd kan het gaan dat mijn wens toch nog vervuld werd!
Op mijn verjaardag zelf dus geen broertje die ik uit kon pakken en wat ik wel kreeg zou ik nu echt niet meer weten, maar wat de dag daarop gebeurde zal ik niet licht vergeten. Wij woonden indertijd in de Hillegomstraat, toen aan de rand van Amsterdam, maar men was druk bezig met voorbereidingen voor de bouw van de Tuinsteden Slotervaart en Osdorp. Daartoe werd het land opgespoten met zand wat werd gewonnen uit de diepe ondergrond van de Sloterplas en later de Riekerpolder aansluitend aan de Nieuwe Meer. Wat nu dus het huidige Nieuwe Meer ten zuiden van Amsterdam is. Vanuit diepe zandlagen kwamen ook heel veel stenen mee omhoog die ooit door rivieren uit het stroomgebied van Rijn met het zand zijn meegevoerd. Ik weet nog hoe het geluid van als het zand/watermengsel klonk als het door de persleiding stroomde en de stenen die meeliften tegen het wanden botsten. Nu om die stenen was het mijn broer Frits te doen want als die stenen eenmaal op het opgespoten land terug te vinden waren lagen stenen met fossiele afdrukken erop en die verzamelde hij, dus gingen ik samen met mijn neef Cor met Frits mee op zijn fossielenstrooptocht.
Zo ook op zaterdag 13 juli, de dag na mijn verjaardag deze keer belandden wij uiteindelijk bij de Sloterplas ter hoogte van de huidige Cornelis Lelylaan en wandelden terug over de voor bouwverkeer aangelegde Cornelis Lelylaan. Mijn neef Cor en ik zagen verderop een egel de wegoversteken en rende daarheen om het beter te bekijken, toen we Frits hoorde roepen. "Kijk wat ik gevonden heb", hij hield, wat op een bundel kranten leek omhoog. Wij waren gelijk de egel vergeten en rende weer snel terug, nieuwsgierig wat dat nu weer was en hoorden babygehuil.
Eenmaal bij mijn broer, deed hij opgewonden verslag van zijn vondst, terwijl wij het nog met bloed van de geboorte op zijn gezicht bekeken. "Ik hoorde een baby huilen", vertelde mijn broer nerveus. "Ik dacht dat het vanachter een steenhoop kwam, maar toen ik daar niets zag dacht ik het verkeerd gehoord te hebben. Ik wou teruglopen naar de weg en toen ik over die greppel stapte hoorde onder mij gehuil en zag dat het geluid uit dit pak kranten kwam en toen ik het openmaakte zag ik een paar voetjes."
"Hoe kan dat nu hier komen?" Wij keken om ons heen en wij zagen verderop een zwarte volkswagen (kever) wegrijden, maar verder niets te zien, hier in deze verlaten omgeving. Daar stonden wij dan met een in kranten verpakte huilende baby, gelukkig kwam er een fietser aan en die hielden wij aan en wij vertelden wat er gebeurt was, waarop de man verder reed om ergens de politie te bellen. In afwachting van de politie bleven wij wachten, verbaasd over wat ons nu overkwam, mijn zeventienjarige broer, twaalfjarige neef en mijn tienjarige ik.
Hoelang het duurde voordat we de witte politiewagen met zwaailichten zagen aankomen weet ik zo niet meer, maar ik vond het in ieder geval wel spannend. Vooral toen we even later in vliegende vaart en loeiende sirenes richting het Wilhemina Gasthuis reden. Als tienjarige die nog amper in een auto heeft gezeten is dat een belevenis van jewelste!
Nadat de baby in het ziekenhuis was afgeleverd en in een couveuse was gelegd (naar het bleek, niet verwonderlijk, onderkoeld) werden mijn neef en ik vervolgens bij ons thuis afgeleverd. Mijn moeder leek geschrokken hoe wij door de politie werden thuisgebracht, maar toen zij onze lachende gezichten zag, haalde zij opgelucht adem, want dan kon de reden van de onverwachte manier van thuiskomst niet ernstig zijn.
Frits ging weer mee terug naar het politiebureau aan de Overtoom alwaar procesverbaal werd opgemaakt en hij samen met de dienders van de heilige Hermandad terugging naar de vindplaats van de baby. Toen zij terugkwamen bij de vindplaats voor een onderzoek, was de greppel inmiddels gedeeltelijk gevuld met water, tengevolge van een heftige regenbui. Daarna was het kennelijk een logische stap dat mijn broer aangifte zou doen van de geboorte van het kind, dat naar bleek slechts een uur oud was op het moment dat het gevonden werd.
De ambtenaar suggereerde het kind maar Cornelis Lely te noemen, maar Frits liet zich niet vermurwen en gaf de namen Frits Frerik (laatste mijn vaders naam) en zo kwam hij aan de roepnaam Erik. Erik is nog zes weken ter observatie in het WG gebleven totdat ook bekend zou zijn waar hij geplaatst zou worden. Daar bleek genoeg belangstelling voor te zijn, want nadat het de maandag daarop in de krant had gestaan hadden zo een kleine duizend mensen zich bij de politie en voogdijraad gemeld om het te adopteren, maar de voogdijraad besloot in al zijn wijsheid dat het in ons gezin goed op zijn plaats zou zijn. Wij waren de vinders, zeg maar. Toen bekend werd dat mijn ouders de voogdij kregen werden in allerlei spullen gekocht en gekregen om Erik warm te ontvangen in ons gezin. Zo was uiteindelijk mijn verjaardagswens toch nog vervuld, gaaf hè!
Overigens de bestuurder van de Volkswagen die wij zagen wegrijden toen wij Erik vonden heeft zich later nog gemeld bij de politie en de man op de fiets niet. Overigens beschouwde de politie het geval niet als een te vondeling leggen, maar als doodslag, omdat het op een plek was achtergelaten waar het normaal gesproken nooit was gevonden.
Alle sporen naar de moeder van het kind liepen dood, er was wel een vermoeden van iemand uit de Achterhoek, maar kennelijk heeft men het zo gelaten. Aardig is wel te vermelden dat Erik weigerde kaas te eten en toen wij het hem als kind eens vroegen waarom hij kaas niet lustte, was zijn antwoord:"Mijn moeder at heel vies kaas, kaas met jam". "Gatsie", dachten wij, "wie verzint nu zoiets", niet wetend dat het, met name in het oosten van het land, nu juist niet zo ongewoon was.
Later heeft Erik er nog wel eens pogingen gedaan om achter zijn herkomst te komen, ondermeer doormiddel van een televisieprogramma als "Vermist" maar alle sporen lopen dood.
E-mailcorrespondentie 26 december 2014
Te Gast, editie 01 2015: "Gevonden in een greppel"
Erik Greefkes werd in 1957 te vondeling gelegd. Hij had een gelukkige jeugd bij zijn adoptiefamilie. Pas een jaar of tien geleden ging hij via het tv-programma Kruispunt op zoek naar zijn biologische moeder. Een hartinfarct was de directe aanleiding. “In het ziekenhuis vroegen ze of het erfelijk was. Dat wist ik dus niet.”
Op 13 juli 1957 liep een jongen van zeventien stenen te zoeken in een weiland aan de rand van Amsterdam. Toen hij achter een hoop grond een baby hoorde huilen, vond hij in een greppel een pakketje kranten. Hij maakte het open en zag een baby. Dat was ik dus. Ik was onderkoeld en de navelstreng zat om mijn nek, waardoor ik bijna stikte. Een fietser die langskwam waarschuwde de politie en even later brachten ze me met een politieauto naar het zieken- huis. Daar zei de dokter dat ik ongeveer twee uur oud was. De jongen deed aangifte van mijn geboorte en stond erop dat ik de namen Frits Frerik Greefkes kreeg, vernoemd naar hemzelf en zijn vader. Zijn ouders adopteerden me en ik werd deel van het gezin. De eerste zeven jaar woonden we in Amsterdam-West, daarna verhuisden we naar Hem. Ik had heel lieve ouders. Stiefouders natuurlijk, maar ze waren net zo lief als gewone ouders en deden alles voor me. Ja, ik heb een perfecte jeugd gehad. Niemand deed trouwens geheimzinnig over mijn verleden. Ik groeide op met de wetenschap dat ik gevonden was en had daar zelf ook geen problemen mee. Als klein jongetje was ik er zelfs trots op: ik zei tegen andere kinderen dat ik iets bijzonders had, want ik was gevonden en zij niet. Toen ik een jaar of vijftien was, praatte ik er niet meer zo open over. Bij het trouwen kwam het wel naar voren, toen ik mijn geboorteakte moest opvragen, maar ik was er verder niet zo snel mee naar buiten gekomen als ik geen hartproblemen had gekregen. Dat gebeurde nadat in relatief korte tijd mijn beide stiefouders overleden, en niet veel later ook mijn stiefbroer die mij destijds had gevonden. Toen begonnen de klachten: ik had last van hoge bloeddruk, sliep slecht en kreeg uiteindelijk twee keer een hartaanval. In het ziekenhuis vroegen ze: is het erfelijk? Nou, dat wist ik dus niet!
Antwoorden zoeken
Naar aanleiding daarvan wilde ik toch graag een paar antwoorden gaan zoeken. In het televisieprogramma Kruispunt vertelde ik mijn verhaal, in de hoop dat iemand mij meer kon vertellen. Tijdens de opnamen ging ik voor het eerst naar de plek waar ik als baby was gevonden. Dat is inmiddels de woonwijk Amsterdam- Slotervaart, maar in 1957 was het een weiland met greppels. Het bracht een heleboel gevoelens naar boven. Onbegrijpelijk dat iemand hier een kind had weggegooid... maar het was gebeurd. Een zware, bittere pil. Het voelde ook alsof ik op een graf stond: als ik niet op tijd gevonden was, was het verhaal immers heel anders afgelopen. Ik had niet veel langer in dat weiland moeten liggen, want een uur later ging het regenen en liep de greppel vol water. De uitzending leverde niets op en ook na andere pogingen ben ik niets over mijn biologische moeder te weten gekomen. Op het moment werk ik opnieuw mee aan een programma. Daarvoor zijn opnamen gemaakt in het Westfriesgasthuis, waar ik nu onder behandeling en on- der controle ben vanwege mijn hartproblemen. Dat programma, van de NCRV, gaat over babyluikjes: plaatsen waar een moeder haar baby veilig te vondeling kan leggen. Gezien mijn verleden ben ik daar een voorstander van. In België en Duitsland bestaat dit al langer en ook in Nederland zijn er nu babyluikjes in een paar steden. Als er door het programma maar één vrouw is die haar kind niet in een container stopt, maar in een babyluikje legt, dan is wat mij betreft het doel al bereikt.
Medisch dossier
Wat ik ook graag zou willen, is dat er in je medische dossier vermeld kan worden dat je een vondeling bent en dat alle zorgverleners met wie je te maken krijgt, dit meteen kunnen zien. Om privacyredenen mag dit niet, maar daardoor krijg ik telkens die vraag of mijn hartproblemen erfelijk zijn en word ik er steeds mee geconfronteerd dat ik dat niet weet. Mijn hart heeft ernstige schade opgelopen door mijn infarcten en de pompfunctie is nu erg slecht. Ik heb een ICD – een geïmplanteerde defibrillator – en een pacemaker, waardoor hartritmestoornissen onmiddellijk worden opgemerkt en automatisch worden behandeld, zo nodig met een elektrische schok. Het is erg heftig om mee te maken en ik heb wel eens het gevoel alsof ik een tikkende tijdbom ben. Ik word goed ondersteund in het Westfriesgasthuis, maar ik moet ook af en toe naar Utrecht of medicijnen halen bij de apotheek. Het zou fijn zijn als iedereen dan gewoon in mijn dossier kan lezen dat ik niets weet over mijn achtergrond.
Niet oordelen
Soms neem ik mij voor om mijn verhaal niet meer te vertellen. Het voelt wel eens als een toneelstukje dat ik steeds opnieuw opvoer. De mensen die het horen vinden het heel erg, maar ik leef er al 58 jaar mee. Ieder huisje heeft zijn kruisje, toch? Mijn stiefouders hebben altijd gezegd: je moet niet oordelen, want je weet niet hoe het verhaal in elkaar zit. Daar hadden ze gelijk in. Toch blijft de vraag naar het waarom wel knagen: was ik niet gewenst, speelde er nog wat anders? Ook voor mijn dochter zou ik graag antwoorden willen hebben. Zij is nu zwanger en ook zij en haar kinderen missen een stukje geschiedenis. Ik hoef niet eens per se mijn biologische moeder te ontmoeten, een anonieme brief die vertelt wat er is gebeurd, is ook al goed. Dat zit toch in de mens: het waarom te willen weten...”