21 december 2005, babylijkjes Sanne, Gwen, Timo Aneas, en Lavinia, Beverwijk
Strafzaak moeder
Rechtbank Haarlem, 24 oktober 2006, LJN AZ0774.
De rechtbank verklaart de moeder schuldig aan kinderdoodslag en legt drie jaar gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging op. Naar vonnis.
Strafzaak partner
Rechtbank Haarlem, 24 oktober 2006, LJN AZ0775.
De rechtbank spreekt de partner vrij. Naar vonnis.
Volkskrant, 10 oktober 2006: "Alles zou goed komen"
Op 22 december 2005 vond de recherche in een groenbak in de tuin van Jeroen en Etta in Beverwijk drie emmers met in elke bak een lichaampje van een baby...
Weert Schenk
Kort voor Kerst 2005 rommelt Carla, net oma geworden van de kleine Esra, in de kelder van haar Haarlemse woning. Ze ziet een groene rugzak die ze niet kent. Die zal van Etta zijn, denkt ze. Etta is haar oudste dochter, die sinds kort weer bij haar woont. Na het overlijden van haar man heeft Carla veel steun aan haar. Ze zijn heel close, alsof ze zussen zijn. Carla is 54 jaar, Etta 30.
Bij het verplaatsen van de rugzak krijgt Carla het idee dat er natte kleren inzitten. Ze haalt er eerst een vuilniszak uit, waarin nog meer vuilniszakken zitten, handdoeken en even later staat ze in haar handen met een dode baby, gehuld in een rood T-shirt met reclame van Winfield-sigaretten. Een ondragelijke lucht vult de kelderruimte.
De huisarts, die op verzoek van Carla met spoed langs komt, ziet een voldragen baby, een meisje van ruim zeven pond. Later wordt vastgesteld dat het kind weken tevoren is overleden, maar wel heeft geleefd. Carla denkt dat Etta de moeder is. Van wie anders zou het kindje moeten zijn? Ze vraagt een vriendin en een schoonzus naar haar huis te komen. Pas daarna belt ze haar dochter. Etta is op de fiets onderweg naar school om haar oppaskinderen op te halen.
‘Wil je meteen komen’, hoort ze haar moeder zeggen, ‘ik heb iets gevonden.’ Etta begint te huilen. Ze belt de moeder van de oppaskinderen om te zeggen dat er iets ergs is gebeurd en direct naar huis moet. Bij haar moeder wil Etta eerst niet naar binnen. Ze is erg overstuur. Ze wil nergens over praten, ze wil dood. Later die dag vertelt ze dat het kindje van haar is. Het is geboren in Beverwijk, in het huis waar ze met haar vier jaar oudere vriend Jeroen samenwoonde.
De precieze geboortedag weet Etta niet meer. Het moet drie of vier weken geleden zijn geweest, in elk geval voor de bevalling van haar zus Daphne. Het baby’tje is doodgeboren, zegt Etta. Ze had het niet horen huilen. Jeroen wist volgens haar niets van de zwangerschap. Het kind had hij nooit gezien. De huisarts waarschuwt de politie. De volgende dag, 22 december 2005, vindt de recherche in een groenbak in de tuin van Jeroen en Etta in Beverwijk drie emmers met in elk het lichaampje van een baby. De kindjes verkeren in diverse stadia van ontbinding. Ze zijn allen gewikkeld in handdoeken en verpakt in vuilniszakken. Het Nederlands Forensisch Instituut stelt vast dat het om twee meisjes en een jongen gaat. Ze hebben dezelfde moeder en dezelfde vader: Etta en Jeroen.
Jeroen zegt nooit te hebben geweten van zwangerschappen van zijn vriendin. Etta had altijd ruimzittende kleding. Met vrijen droeg Etta meestal een T-shirt en het licht moest uit. Etta had een lage dunk van zichzelf, zegt Jeroen. Aan wie de rechercheurs het ook vragen: niemand in de familie, vrienden- of kennissenkring heeft gemerkt dat Etta in verwachting was. Ze had ook volop geholpen met de verbouwing van hun huis en bij verhuizingen van anderen. Op oude foto’s en video-opnamen valt aan haar niets bijzonders te zien.
Etta is gek op kinderen, wist haar omgeving, maar gedacht werd dat ze zelf geen kinderen wilde. Aan hond Ricky had ze genoeg. Alleen twee moeders van kinderen op wie Etta paste, hadden vermoed dat ze zwanger was. Niet de buik, maar de bolling van het gezicht en de pigmentvlekken (het ‘zwangerschapsmasker’) waren opgevallen. Een van de moeders had het op de man af gevraagd. Etta was blij dat iemand in haar geïnteresseerd was, maar toch antwoordde ze niet en ze kwam daarna ook niet meer oppassen. De moeders waren tevreden over haar als oppas geweest. Een van hen hoorde van haar kinderen wel een vreemd verhaal toen Etta was vertrokken; haar dochtertje had tegen Etta verteld dat ze op school werd gepest. Daarop verknipte Etta een van de knuffels van het meisje: dat was het kind dat gepest had.
Etta, een jongensachtige vrouw met een normaal postuur, stond bekend als een rustige, in zichzelf gekeerde vrouw. Misschien was ze zelfs wat mensenschuw, maar ze was altijd bereid een ander te helpen. Het woord ‘gestoord’ neemt niemand in de mond. In 1997 ontmoette ze Jeroen tijdens een vakantie in Tsjechië. Ze kregen verkering. Een jaar later volgde Etta haar vriendje naar Curaçao, waar hij werk had gevonden. Twee jaar later keerde het stel terug naar Nederland en trok in bij Etta’s moeder Carla en vader Piet, die toen nog leefde. In 2000 kocht Jeroen het kleine arbeidershuisje in Beverwijk. De verbouwing duurde een jaar. Ze gingen samenwonen, hoewel Jeroen vond dat de relatie allang niets meer voorstelde. De verhouding vond hij oppervlakkig. Problemen en gevoelens werden niet uitgesproken. Hij vermoedde dat Etta dingen voor hem verzweeg. Ze had hem verteld dat ze met geestelijke gehandicapten werkte, maar tegen anderen zei hij dat niet te geloven. Het was ook niet waar. Jeroen wist niets van haar dagindeling. Toch verbrak hij de relatie niet. Jeroen vond het ook wel gemakkelijk met Etta, zei een vriendin van hem tegen de politie: ‘Ze kookte, deed het huishouden en zette de vuilnisbakken buiten.’
Etta ging vaak in bad. Er zit geen deur in de badkamer, dus Jeroen kon de kraan wel horen lopen. Eenmaal stapte zijn vriendin midden in de nacht in bad. Jeroen vroeg niet wat er aan de hand was. Het interesseerde hem niet. Ze leefden langs elkaar heen. De laatste jaren kregen ze steeds vaker ruzie over geld. Voor Jeroen was de relatie in september 2005 over. Hij zei het niet, maar Etta merkte het wel. In november vertrok ze op de fiets naar haar moeder. Toch reed ze van Haarlem nog regelmatig naar haar oude huis in Beverwijk om bij haar kindjes te zijn. Ze haalde, net zoals toen ze er nog woonde, de vuilniszakken uit de groenbak en fantaseerde over hoe anders het had kunnen zijn. Na de breuk met Jeroen had ze besloten de laatste baby mee naar Haarlem te nemen: dan voelde ze zich niet zo alleen.
Tegenover de recherche bekent Etta dat ze tussen april 2001 en november 2005 vier kinderen heeft gebaard. Op verzoek van de verhoorders, die worden bijgestaan door een forensische psycholoog, geeft ze de baby’s namen: Sanne, Gwen, Timo Aneas en Lavina. Tijdens de bevallingen was Jeroen volgens haar steeds in huis geweest. Hij had niets gemerkt. Etta wilde graag kinderen, maar dacht dat Jeroen juist geen zin in een nazaat had. Ze hadden het er nooit over gesproken, maar ze had dat opgemaakt uit losse opmerkingen van hem. Ze hield veel van Jeroen, maar was liever met iemand geweest die wel kinderen wilde. Ze was bang dat Jeroen boos zou worden als hij hoorde dat ze in verwachting was. Aan niemand vertelde ze dat ze zwanger was. Ze ging er ook niet voor naar de dokter. Etta begrijpt niet dat haar vriend nooit in de gaten had dat ze zwanger was. Ze had een dikke buik en haar borsten waren gegroeid. Justitie vindt dit ook onvoorstelbaar. Er zijn meer ongerijmdheden. Om die reden moet vandaag Jeroen zich verantwoorden voor de rechter.
Tijdens de zwangerschappen ging Etta vaak in bad. Alleen op die plek had ze het gevoel een kleintje te verwachten. Daar alleen kon ze de dikke buik, het kind en haar gevoel ervaren. ‘Het was fijn om zwanger te zijn’, zegt ze tegen de politie. Tegen het ongeboren kind zei ze dat alles na de geboorte goed zou komen. Hoewel ze ook hoopte dat ze bij de bevalling zou sterven, omdat een ander beter voor het kind zou kunnen zorgen. Van de bevalling van Lavina herinnert Etta zich hoe ze de benen over de rand van het bad legde. Ze moest persen en voelde het hoofdje komen Ze trok het kind aan het nekje uit de baarmoeder. Ze zag alleen de billetjes. Langer durfde ze niet te kijken. Ze legde eerst een handdoek over de pasgeborene en hield het kind aan de benen onder water. Ze voelde geen weerstand of andere beweging. Dat wilde ze ook niet. De navelstreng knipte ze door met een nagelschaartje. Na de bevalling wikkelde ze het kind in handdoeken, deed het in vuilniszakken en stopte het in de groene rugzak. Etta maakte de badkamer schoon en ging naar bed.
Nadat ze Gwen, het tweede kind, meteen na de geboorte in het washok had gelegd, kreeg ze van Jeroen die in de huiskamer zat een horloge. Het was alvast een cadeautje voor haar verjaardag, de volgende dag. Bij de geboortes had ze wel steeds gehoopt dat Jeroen de badkamer zou binnenstappen en de kindjes zou redden. Zelf dacht ze dat ze het zelf nooit zover zou laten komen om de baby’s te doden. Toch gebeurde dat. Maar ze kon geen afscheid nemen van haar levenloze kinderen. Daarom deed ze hen in de groenbak. Volgens Jeroen waren de kinderen welkom geweest. Hij neemt het zichzelf kwalijk dat hij Etta nooit heeft gekend. Etta en Jeroen hebben besloten Jeroen om, zodra dat mogelijk is, hun vier baby’s te laten cremeren. De as komt in één urn.